8 minutes By Fabienne van Wijngaarden, in Dutch.
In this De passie van…, Enno Maessen explains his passion for urban history and the diversity of Istanbul. The interview discusses where this love for urban history and Turkey originated from and explains the importance of the experience of space. Enno hopes to share his passion with students and colleagues alike. Hopefully, this De passie van… inspires you to delve a little deeper into the possible fields of exploration within urban history and Turkey.
Enno Maessen doceert sinds september 2021 politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Na een periode als docent Europese studies in Amsterdam is hij teruggekeerd naar Utrecht, waar Maessen eerder zijn bachelor Geschiedenis heeft gevolgd, gecombineerd met een minor Turks. Verder heeft hij hier ook een minor Kunstgeschiedenis en zijn onderzoeksmaster gedaan. Zijn interesses tijdens het volgen van de onderzoeksmaster hing samen met Maessens grote passies: stedelijke geschiedenis en de stad Istanbul.
Zijn liefde voor Turkije en de Turkse taal ontstond al eerder. Maessen schreef zijn bachelorscriptie over Osmaanse hofcultuur, en maakte tegelijkertijd gebruik van de mogelijkheid die er toen nog was om via de minor Turks de taal te leren. Dit beviel hem uitstekend, vooral het moderne Turks. Zijn interesse verschoof van het Osmaanse Rijk naar het moderne Turkije en de Turkse taal. Vervolgens greep hij de kans om als onderdeel van zijn onderzoeksmaster op uitwisseling naar Istanbul te gaan. Hier was hij in 2008 al met de Utrechtse Historische Studentenkring geweest. Zijn docent Maarten Prak schreef een aanbevelingsbrief en Maessen vertrok naar de Boğaziçi Universiteit, waar hij een half jaar doorbracht. In deze periode bouwde hij een sterke verbintenis op met Istanbul, mede dankzij de vele mensen die hij daar leerde kennen.
Maessen schreef zijn masterscriptie over het nationaal geheugen van Istanbul. Er bestonden al studies naar het nationaal geheugen in de vroege republikeinse periode in de geschiedenis van Turkije, maar met de opkomst van de partij van de huidige president Recep Tayyip Erdoğan in de jaren tweeduizend ontstond hier een nieuwe visie op. Deze bevatte andere ideologische invloeden, zoals de islamistische beweging die opkwam in de jaren zestig en zeventig, en legde meer nadruk op het belang van Istanbul in de geschiedenis van Turkije. Er kwam een ander antwoord op de vraag wat het betekent om Turks te zijn. Maessen onderzocht onder begeleiding van Uğur Üngör, destijds universitair docent aan de Universiteit Utrecht en inmiddels hoogleraar Holocaust- en Genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, hoe de partij van Erdoğan Istanbul inzette om het nationaal geheugen aan te passen.
Maessen leerde dat steden een erg belangrijke factor zijn in de ontwikkeling van de Turkse maatschappij, zeker tijdens de twintigste eeuw. Dit trok zijn interesse en leidde uiteindelijk tot zijn specialisatie in stadsgeschiedenis. Vooral de beleving van ruimte vindt hij interessant. Stadsgeschiedenis is samen met omgevingsgeschiedenis een van de subdisciplines die zich actief bezighouden met ruimtebeleving. Hoewel de bestudering van ruimtebeleving in andere disciplines, zoals geografie, normaal is, wordt het bij geschiedenis amper toegepast. Maessen doet dan ook een appèl op zijn collega’s: ‘Houd je meer bezig met ruimte!’ Stadsgeschiedenis, met name vanuit ruimtelijk perspectief, is een terrein waar voor historici nog heel veel winst te behalen is. ‘Het is een veld dat heel veelbelovend is, omdat historici zich onderscheiden van sociologen of antropologen: we kunnen zowel contemporaine als historische samenlevingen bestuderen.’
Zijn enthousiasme voor stadsgeschiedenis deelt Maessen graag met zijn studenten. Hij vertelt dat hij docent is geworden, omdat hij de combinatie van onderzoek en lesgeven zeer aantrekkelijk vond. Het trok hem dat het een intensieve, maar ook heel boeiende en leerzame baan is. Zo sta je als docent constant voor de vraag hoe je jouw kennis op een publiek overbrengt dat nog weinig over het onderwerp weet: ‘Studenten zijn een spiegel voor je als mens en onderzoeker.’ Maessen geniet van het feit dat hij zijn studenten vooruit kan helpen in hun intellectuele en persoonlijke ontwikkeling, en dat hij ze kan inspireren om op andere manieren naar de geschiedenis te kijken.
Dankzij enthousiaste docenten zoals Maessen komt er steeds meer belangstelling voor stadsgeschiedenis. Logisch, vindt hij. Die belangstelling komt onder andere door de grote ontwikkelingen van de laatste veertig jaar. In het veld van stadsgeschiedenis is er sprake van steeds meer interdisciplinariteit en een betere integratie in andere grote historische debatten. Het veld is rijker en analytisch-kritischer dan ooit, waardoor het nu ook interessant is voor academici uit andere specialisaties. Maessen moedigt dan ook iedereen aan om zich erin te verdiepen. Wanneer ik vraag waarom stadsgeschiedenis interessant is voor de gemiddelde geschiedenisstudent parafraseert hij een passage uit Streetlife: The Untold History of Europe’s Twentieth Century van Leif Jerram: ‘Niemand is niet geïnteresseerd in zijn of haar omgeving.’ Dit vindt Maessen vanzelfsprekend:
‘Er zullen altijd omgevingen zijn waar je je prettig voelt, en omgevingen waar je je niet prettig voelt. Je kan hierbij denken aan je kamer waar je je thuis voelt, de omgeving waarin je opgegroeid bent en wellicht het land waarin je woont. Deze gevoelens van identificatie gelden ook als je dit extrapoleert naar historische en hedendaagse samenlevingen. Dit sluit aan op de recentelijk populaire spatial turn: ongeacht waar je je mee bezighoudt zijn ruimte en steden van groot belang. Als je bijvoorbeeld geïnteresseerd bent in revoluties is het interessant om te kijken in welke omgevingen deze zich afspelen. Wat voor sturende werking heeft die omgeving? De Franse Revolutie was deels zo succesvol doordat mensen zich makkelijk konden verschansen in de nauwe ruimtes van de middeleeuwse stad. Bij autoritaire leiders zie je de werking van ruimte eveneens. Zij gebruiken graag de ruimte om hun macht tentoon te stellen.’
Een voorbeeld zijn de militaire parades in Noord-Korea. Ook democratische staten kunnen ruimtelijke beleving gebruiken om hun eerdergenoemde nationaal geheugen te versterken, zoals Frankrijk doet met de herdenking van de bestorming van de Bastille op 14 juli. Ruimte wordt hier performatief gebruikt om de macht van de staat en de eenheid van de natie te benadrukken.
Dit gebeurt ook in Turkije, en dan voornamelijk in Istanbul, de favoriete stad van Maessen. Deze performatieve ruimtebeleving is onder andere een reactie op het negatieve beeld dat Turkije soms met zich meedraagt in andere delen van Europa. ‘Dit heeft zijn oorsprong bij het historische oriëntalisme en de invloed die de stroming had op het beeld van het Osmaanse Rijk, waaruit het moderne Turkije voortkwam. Het Osmaanse Rijk heeft een grote rol gespeeld in het beeld dat Europa van zichzelf had.’ Het Osmaanse Rijk diende als discursieve tegenpool. Het Westen was verbeeld als rationeel, verlicht en democratisch, het Oosten als despotisch, wreed en onderdrukkend. Een beeld dat veelal weinig van doen had met de werkelijkheid en de sterke verwevenheid van het Osmaanse Rijk met de rest van Europa en het Middellandse Zeegebied miskent. Desondanks heeft dit beeld nog steeds invloed op het hedendaagse beeld van Turkije. Volgens Maessen zijn stadshistorici eraan gewend geraakt om hun blik te verruimen naar regio’s buiten Europa, en zien zij dat bijvoorbeeld diverse Franse en Italiaanse havensteden meer wisselwerking met het Osmaanse Rijk hadden dan met steden elders in Europa. Het Osmaanse Rijk heeft dan ook altijd nadrukkelijk in contact gestaan met de rest van Europa en heeft grote invloed gehad op de Europese samenleving. Het oriëntalistische beeld van Turkije snijdt dan ook weinig hout. Dat is spijtig, want Turkije en Istanbul hebben een rijk cultureel landschap van literatuur en film, beeldende kunst en architectuur, en een veelvormige geschiedenis, maar daar wordt maar zelden recht aan gedaan in de media.
Die hardnekkige culturele stereotypen zijn interessant om te bestuderen, maar ook problematisch omdat ze ons denken beïnvloeden. Ze zijn bijvoorbeeld zichtbaar in hoe Erdoğan wordt geportretteerd in de westerse media. ‘Erdoğan wordt vaak weergegeven als sultan, zoals Poetin regelmatig als tsaar wordt verbeeld. Dit beeld van hem als een oosterse dictator stamt af van banale stereotypen die onderdeel zijn van een historische oriëntalistische visie over ‘Oosterse’ leiders als despoten.’ Andere oriëntalismen ten aanzien van Turkije hebben volgens Maessen een belangrijke rol gespeeld in de gefaalde toenadering van Turkije richting de Europese Unie. Als je de gebeurtenissen ontleedt zie je dat Turkije geen onderdeel van de Unie mocht zijn omdat het – in de woorden van Frits Bolkestein – zogenaamd te groot, te arm en te anders (wat later veelal werd verbasterd als ‘te islamitisch’) was. Dit terwijl Turkije niet eens uitsluitend islamitisch was of is geweest, zoals vaak wordt gedacht. Voor de opkomst van nationalistische bewegingen was het Osmaanse Rijk lange tijd pluriform op religieus en etnisch gebied, hetgeen doorwerkte in het hedendaagse Turkije. Ook nu is de Turkse samenleving volgens Maessen zeker niet minder pluriform dan de onze. Veel mensen identificeren zich dan wel als conservatief, maar daar tegenover staan mensen die zich bijvoorbeeld als progressief en seculier identificeren. Toch waarschuwt Maessen ook voor deze blik op de samenleving.
‘Met zo’n verdeling moet je uitkijken, omdat dat in zichzelf een stereotypering is. De implicatie van deze tegenstelling in de context van Turkije is dat religiositeit en conservatisme altijd samengaan, net zoals secularisme en een progressief wereldbeeld dat zouden doen. Het tegendeel is vaak waar. Secularisme en conservatisme sluiten elkaar bijvoorbeeld helemaal niet uit.’
Hij legt dit verder uit: ‘Het heeft in belangrijke mate te maken met beeldvorming over Turkije, moderniteit en religiositeit in onder andere West-Europa. Die is zeer beladen met exotistische en racistische stereotypen die mensen – vaak onbewust – reproduceren. Een vertekend of geïdealiseerd beeld van de eigen maatschappij wordt daarbij vaak als maatstaf voor de interpretatie van een andere maatschappij gebruikt. Dat zie je zelfs op een meer genuanceerd en abstract niveau bij het schrijven van stadsgeschiedenis. Je kan bijvoorbeeld makkelijk vergelijkingen trekken tussen Istanbul en Europese steden. Je moet alleen altijd oppassen dat je niet alsnog in een vergelijking eurocentristisch te werk gaat, met de West-Europese stad als maatstaf, terwijl in de geschiedenis juist Byzantijnse en latere steden in het Oostelijk Mediterrane Zeegebied de maatstaf waren.’ Istanbul is tenslotte het vroegere Constantinopel, het voormalige centrum van twee wereldrijken. Kortom, neem het maar aan van Maessen: Istanbul bruist, met een interessant uitgaansleven en voor ieder wat wils in de stedelijke omgeving, met name voor (toekomstige) historici. Verdiep je mede daarom ook vooral in stadsgeschiedenis, want er valt nog veel voor ons historici te ontdekken!
Aanraders van Enno Maessen voor studenten die zich verder willen verdiepen:
- The Club op Netflix
- Sibel Bozdoğan, Modernism and Nation Building: Turkish Architectural Culture in the Early Republic (Seattle 2001).
- Murat Gül, Architecture and the Turkish City: An Urban History of Istanbul since the Ottomans (Londen 2017).
Currently, Enno Maessen is a lecturer of Political History at the Department of History and Art History and a core teacher in the Philosophy, Politics and Economics programme. His main interest is urban history in the Mediterranean region, particularly Turkey. His book Representing Modern Istanbul was recently published.
Lees verder
- Askin Ceylan, “Lieux de Mémoires in Turkije: Een onderzoek naar de Dag van de Republiek en de Dag van de Val van Constantinopel.” Historisch Tijdschrift Aanzet 36, no. 1 (maart 2021): 36-43.
- Enno Maessen, “De Turkse natie 2.0: Het Osmaanse verleden als alternatief middelpunt van politiek geheugen in Turkije.” Historisch Tijdschrift Aanzet 29, no. 2 (maart 2014): 8-17.
- Geert Meijering, “Turkije: Europa’s grens en spiegel? Over het gevoel van onbehagen met betrekking tot de Turkse toetreding.” Historisch Tijdschrift Aanzet 24, no. 2 (2009): 19-28.